Françoise Chombar, ICT Personality of the Year 2018: ‘Je kan maar zeer goed zijn in een paar dingen en daar moet je dan ook excellent in zijn’

© fotografie Emy Elleboog
Els Bellens
Els Bellens Technologiejournaliste bij Data News

De gemiddelde auto bevat vandaag tien sensoren van Melexis. Daarmee is het Belgische chipbedrijf, met hoofdzetel in Tessenderlo, een zeldzaam succesverhaal. ‘Niet toevallig’, zegt CEO Françoise Chombar en onze nieuwe ICT Personality of the Year: ‘In de meeste dingen die we doen, proberen we de nummer één positie te krijgen. Als je niet nummer één kunt worden, dan heeft het geen zin.’

We kennen Melexis vooral als maker van sensoren voor auto’s. Is de auto-industrie jullie belangrijkste afnemer?

FRANCOISE CHOMBAR: Inderdaad. De automobielindustrie vormt zo’n 90 procent van onze afzet. De rest komt terecht in andere sectoren, zoals industriële toepassingen, slimme gebouwen, huishoudtoestellen, drones en dergelijke.

We maken daarvoor allerlei sensoren, van druksensoren tot lichtsensoren en beeldsensoren. Maar wat ons specifiek maakt is dat wij geen domme metingen doen; we maken slimme sensoren en slimme drivers. Zo’n analoge meting wordt in onze chips omgezet in een digitaal signaal waar bijvoorbeeld het besturingssysteem van de wagen iets mee kan doen.

Denk dan bijvoorbeeld aan een Tire Pressure Monitoring Sensor; dat zit in het wiel van een wagen en dat is typisch iets waar wij mee bezig zijn. Daar zit een druksensor in, een acceleratiesensor, een signal conditioner die de signalen verwerkt en een transmitter om alles draadloos door te sturen, allemaal geïntegreerd in één kleine chip.

Maakt dat van jullie een van de stappen om een zelfrijdende wagen te maken?

FRANCOISE CHOMBAR: De zelfrijdende wagens gaan inderdaad niet zonder onze chips functioneren. Bij zelfrijdende wagens denkt men vaak aan camera’s en zo, en dat doen wij ook. Maar minder voor de hand liggend is wat er in de auto zelf gebeurt. Die auto krijgt input van een radar en dan moet je alle systemen daarop afstemmen, zodat die kan stoppen zonder dat er een pedaal wordt ingedrukt. Uiteindelijk is heel dat systeem een closed feedback loop systeem waar heel veel inputs en outputs gebeuren. Dat moet constant kunnen werken, dat moet betrouwbaar zijn. En als er eentje niet functioneert, ligt heel het systeem plat. Daarom worden de vereisten die de automobielindustrie stelt altijd maar hoger.

Melexis zou ook aan de cryptohype goed verdienen, hoe komen jullie daar terecht?

FRANCOISE CHOMBAR: Dat gaat om een driver die in grafische kaarten zit die veel cryptominers gebruiken. Die stuurt een ventilator aan in de koeling van zo’n GPU. Die graphic cards hebben het op gegeven moment heel goed gedaan. We konden bijna niet volgen. Maar dat is dezelfde technologie die ook in ventilatoren zit van drones, of in de koeling van autozetels. Daar hebben wij een mooie positie in. In de meeste dingen die we doen, of die we kiezen te doen, proberen we de nummer één positie te krijgen. Qua performance, maar ook in volumes. En als we dan nummer een zijn, willen we dat ook blijven. We moeten daar niet zelfgenoegzaam in zijn. We moeten innovatie blijven leveren, en dat doen we dan ook. We hebben nog nooit een nummer één positie verloren.

Françoise Chombar, ICT Personality of the Year 2018: 'Je kan maar zeer goed zijn in een paar dingen en daar moet je dan ook excellent in zijn'
© fotografie Emy Elleboog

We hebben wel al eens verkeerde keuzes gemaakt, en dan zijn we met die producten gestopt. Als je niet nummer één kunt worden binnen redelijke termijn, wat een paar jaar kan zijn, dan heeft het geen zin. Want dan kunnen wij onze klanten niet die service en die kwaliteit leveren, die wij wensen te leveren. Je kan ook niet goed zijn in alles. Je kan maar zeer goed zijn in een paar dingen en daar moet je dan ook excellent in zijn.

Weten jullie zelf nog in hoeveel producten jullie chips ingebouwd worden?

FRANCOISE CHOMBAR: We zitten in veel dingen, en da’s wel leuk om te zien. Dat is ook voor onze mensen leuk. We proberen dat zo veel mogelijk mee te geven. We communiceren heel veel, op veel verschillende manieren. Maar bij kwartaalresultaten geven we ook mee welke producten het goed hebben gedaan, en waar die voor worden gebruikt. We willen dat echt duidelijk maken, dat die chip in een wasmachine zit, en die andere in een efficiëntere motor voor auto’s. Dat maakt het heel tastbaar waar ze aan werken. Als je kijkt naar wat wij maken, dat zijn allemaal zwarte doosjes, maar wat doet het eigenlijk, waar ben ik mee bezig? Waar kan ik het vinden in het echte leven? Dat zorgt ook bij onze mensen voor een zekere fierheid. Dat ze weten dat ze toch wel met leuke zaken bezig zijn. Voor mensen is het belangrijk om te weten dat wat ze doen, bijdraagt aan een betere omgeving voor mens of milieu. Dat geeft energie.

Probeert u zo uw werknemers te motiveren?

FRANCOISE CHOMBAR: Ik geloof vooral in intrinsieke motivatie. Je moet jezelf motiveren. Je moet het talent dat je hebt zo sterk mogelijk maken en het dan ook kunnen inzetten voor iets dat jou energie geeft. Dan heb je intrinsieke motivatie. Ik heb mensen die mij zeggen ‘ik kom niet naar het werk, ik kom hier doen wat ik graag doe’. Als je werk kunt vinden dat je energie geeft, waar je je talent kunt verdiepen, versterken en inzetten voor goede dingen, dat is wat mensen willen.

We zijn met drie gestart. Van nul. Waarom? Omdat we gek waren, zeker?

Dus zijn wij niet bezig met motivatie, maar proberen we een cultuur te creëren en te behouden waar mensen die motivatie kunnen vinden. Dat gebeurt door teams samen te brengen die divers genoeg zijn om voldoende ideeën op te pikken, maar hen dan ook autonomie te geven. We zeggen: ‘dat is wat we willen bereiken maar hoe je dat doet mag je zelf uitmaken.’ Als er problemen zijn, kunnen ze wel altijd ergens terecht.

Heeft die filosofie van autonomie geholpen om van Melexis een succes te maken?

FRANCOISE CHOMBAR: Het is een succesfactor, denk ik. Zeker in een wereld waar het niet voor de hand ligt om de juiste mensen te vinden en te houden. Het is belangrijk om een cultuur te hebben die ingebakken zit, die er niet als vernislaagje op zit. Die structureel en van binnenuit beleefd wordt. Je mag bij ons van alles veranderen, maar niet de cultuur. Dat is de basis van ons bedrijf.

Maakt dat het voor jullie ook makkelijker om personeel te vinden in een markt waar die niet vlot voorhanden zijn?

FRANCOISE CHOMBAR: Het blijft voor ons moeilijk om technisch personeel te vinden, dat wel. Maar daarnaast hebben we wel een erg hoge retentiegraad. We nemen onze tijd om mensen aan te werven. We gaan eerder wachten tot we de juiste persoon gevonden hebben, en dan gaat het niet alleen om de technische competenties, maar ook over het DNA dat ze meebrengen. Of ze passen binnen ons bedrijf. En eenmaal we ze binnen hebben, zorgen we er ook voor dat ze liever niet weg willen. Wij zitten in veertien landen, met twintig vestigingen, en in al die landen zitten we wat retentie betreft mijlen boven het gemiddelde van het land in kwestie. In China gaan we misschien meer mensen verliezen dan in België, maar dan nog zit het boven het landgemiddelde. Daar meten we ons ook aan. Als er te veel mensen weg gaan is er iets fout en dan hebben we iets niet gezien. Gelukkig gebeurt dat niet zo vaak, maar we hebben daar wel veel aandacht voor.

Daar heb ik wel boontje voor, het produceren van dingen, en die kunnen verkopen

U hebt Melexis in ’88 opgericht samen met uw echtgenoot Rudi de Winter en met Roland Duchâtelet. In een tijd voordat we dat een start-up noemden.

FRANCOISE CHOMBAR: Toen begon je gewoon. (lacht)

Hoe kwam u op dat idee?

FRANCOISE CHOMBAR: We zijn met drie gestart. Van nul. Waarom? Omdat we gek waren, zeker? De legende is waar dat het in een café ontstaan is, in Duitsland. En dat het iets was van ‘eigenlijk moeten we dat kunnen’. We waren zeer complementair. Vandaaruit heb ik ook begrepen hoe belangrijk diversiteit is. Als je een eenzaat hebt, een lone genius, dan gaat dat nooit uitgroeien tot een succesvol bedrijf, tenzij die genius toestaat dat andere mensen mee hun schouders onder dat project zetten. Die participatieve stijl zit erg ingebakken bij mij en in heel het bedrijf. Dat gaat soms trager, en ik krijg daar ook al eens kritiek op, maar het is veel robuuster. Dat werkt veel beter op lange termijn.

Heeft het lang geduurd om van die drie mensen op café naar een groter bedrijf te groeien?

FRANCOISE CHOMBAR: We zijn heel snel naar een stuk of tien gegaan. Rond het einde van de jaren negentig waren we met ongeveer 150. Dat was ook een turning point, want we nemen niet veel bedrijven over, maar in ’99 hebben we een bedrijf overgenomen in Duitsland dat evenveel mensen had als wij. Dat was een zware dobber. Ik heb dat toen onderschat, maar ik heb er wel veel van geleerd.

Ondertussen zijn we met 1.400. Ieder jaar groeien is goed, maar het creëert ook uitdagingen om te zorgen dat als je veel mensen binnen neemt, dat die de cultuur ook mee ondersteunen. Die eerste periode is daarbij van heel groot belang. Dat is een uitdaging. Dat is niet simpel, en daar blijven we aan werken, om dat beter te maken.

U bent nu CEO, maar u bent ooit begonnen als commercieel assistent. Was het moeilijk om steeds van rol te veranderen?

FRANCOISE CHOMBAR: Ik ben meegegroeid met het bedrijf, en iedere rol heeft iets bijgebracht. Ook als CEO moet ik mij vandaag aanpassen en mijn rol regelmatig herdenken en opnieuw bekijken. In een groeibedrijf kan je niet anders. Mijn manier van werken vandaag is anders dan tien jaar geleden, zelfs dan drie jaar geleden. Maar ik heb dat altijd graag gedaan.

Zijn er ook rollen geweest die u niet zag zitten?

FRANCOISE CHOMBAR: Er zijn wel momenten geweest dat het iets minder leuk was. Van iedere rol leer je, maar de rol die me het minst lag was toen ik even een zijsprongetje nam om bij een ander bedrijf in de groep aankoopverantwoordelijke te worden. Dat lag mij niet erg.

Op een bepaald punt moest ik kiezen, en dan ben ik resoluut voor Melexis gegaan. Ik werd toen COO, dus productie, operaties. Daar heb ik wel boontje voor, het produceren van dingen, en die kunnen verkopen.

Françoise Chombar, ICT Personality of the Year 2018: 'Je kan maar zeer goed zijn in een paar dingen en daar moet je dan ook excellent in zijn'
© fotografie Emy Elleboog

Het gaat hard voor Melexis, maar ook voor u. U hebt net nog de Global Prize for Women Entrepreneurs gewonnen, nu de ICT Personality of the Year. Leggen al die prijzen extra druk op wat u doet?

FRANCOISE CHOMBAR: Nee, omdat ik het niet zie als een persoonlijke prijs, maar als het resultaat van jarenlang teamwerk. Ik ben maar het gezicht van Melexis. Ik zou dat niet alleen hebben gekund en het is dus evenzeer een prijs voor de mensen van Melexis. Het is goed voor het bedrijf dat we positief in het nieuws komen. Maar ik blijf met mijn twee voetjes op de grond. Iedereen bij ons doet dat.

Wilt u een rolmodel zijn? Voor vrouwelijke ondernemers bijvoorbeeld?

FRANCOISE CHOMBAR: Als dat kan bijdragen, dan graag. Omdat we meer diversiteit nodig hebben. Het duurt nog lang voor de genderkloof gedicht wordt, terwijl de wereld dat wel nodig heeft om het beter te doen. Diversiteit in al zijn vormen is nodig om tot betere producten, betere services en een betere wereld te komen. Dus als ik door de prijzen die we winnen, kan bijdragen om jongeren of andere mensen te inspireren om te ondernemen, dan is dat the cherry on the cake.

U bent ook voorzitter van het STEM-platform, dat de Vlaamse regering adviseert rond onderwijs. Hoe kwam je daar terecht?

FRANCOISE CHOMBAR: Ik doe dat nu twee jaar, en ik heb de rol overgenomen van Martine Tempels (Telenet Business, Coderdojo, nvdr.). Zij heeft er mij bij gevraagd. Ik stond daar eerst wat twijfelachtig tegenover omdat ik dacht, dat onderhandelen met ambtenaren en politici, dat zal wel niet vooruitgaan. Tot vrienden me zeiden: “Als jij het niet doet, wie dan wel? Als iedereen zo reageert, gaat er nooit iets veranderen.” Dus heb ik het maar geprobeerd.

En ik heb een fantastische ondervoorzitter in Guy Tegenbos, en fantastische platformleden die zich op hun sterktes inzetten. Als ik nu terugkijk, dan is het wel zeer nuttig geweest. Ik zie dat er veel politieke wil is in het algemeen, maar dat het moeilijk in gang geraakt. Meer STEM is nochtans van onschatbaar belang voor onze jongeren, onze economie en uiteindelijk voor onze samenleving.

Ons werk is ook niet af, zolang de cijfers van de instroom en uitstroom niet verbeteren. Voorlopig is er nog veel werk. Wat je ziet is dat de cijfers in het ASO en hoger onderwijs verbeteren, maar in het TSO en BSO gaan ze achteruit. Dat is enerzijds goed nieuws, want het verbetert, maar anderzijds: TSO en BSO, die heb je wel nodig. Je hebt ze allemaal nodig. Als je alleen ingenieurs hebt, en geen technici die meewerken in dat team om tot een oplossing te komen, dan functioneert het niet.

Dus dat baart ons zorgen. We zijn ons aan het afvragen hoe we die positieve richting er terug in krijgen. We komen met veel TSO- en BSO-scholen in contact en je merkt dat die leerkrachten ook beseffen dat de wereld van morgen technischer is, en dat het stereotiepe beeld van de ‘met-olie-besmeurde technicus’ niet meer opgaat. Maar doordat er zo weinig afstuderen, hebben bedrijven daar last van. Onze economie heeft daar last van.

Daarnaast maken wij ons ook zorgen over de eenzijdigheid: te weinig meisjes en te weinig instroom van jongeren met een moeilijke sociaal economische achtergrond (SES-jongeren). Terwijl dat net twee vijvers zijn waar je heel veel kunt uithalen. Die diversiteit is nodig om tot creativiteit en innovatie te komen. Zolang we daar geen kentering hebben, gaan we gedetermineerd voortdoen.

U hebt zich ook al persoonlijk ingezet voor WannaWork. Wat trok u daarin aan?

FRANCOISE CHOMBAR: Dat is een fantastisch idee van Sihame (El Kaouakibi, nvdr.) die eerder ook al ‘Let’s go Urban’ opstartte. Zij zag dat er veel jongeren zijn die niet aan werk geraken, en anderzijds dat er bedrijven zijn die niemand vinden. Dus heeft ze het idee opgevat om aan matchmaking te doen tussen vraag en aanbod. Zij spreekt bedrijven aan die meer diversiteit willen en jongeren die niet weten wat te doen, en ze coacht de jongeren om bij die bedrijven de juiste job te vinden.

Hoe zit het eigenlijk met de diversiteit binnen Melexis?

FRANCOISE CHOMBAR: Ah goed he. (lacht) We zitten in 14 landen maar hebben meer dan 45 nationaliteiten. Bij ons mag iedereen ook zichzelf zijn. Ze mogen dragen wat ze willen. Ze mogen op sandalen komen, of in jeans, of met oorbellen of tatoeages. We hebben bijvoorbeeld dames die een hoofddoek dragen, of net niet, so what. Die culturele diversiteit zit goed, ik denk dat er ook zeer respectvol met mekaar wordt omgegaan.

Bij ons mag iedereen zichzelf zijn

Qua genderdiversiteit is het tweeledig: we zijn een ingenieursbedrijf. Zoals net gezegd is de uitstroom uit het onderwijs nog altijd te mannelijk. Maar onze board bestaat uit drie vrouwen en twee mannen. En in ons executive team zijn het vier vrouwen en zes mannen. Als je die samen neemt hebben wij alvast perfecte pariteit in de hogere regionen. Als je dan naar de hele community kijkt, hebben we iets meer dan dertig procent vrouwen. Dat is nog niet het ideaalbeeld dat ik voor ogen heb, van 50/50. Maar dat is op zich nog niet zo’n probleem. Je ziet daar wel dat het wat beter gaat. Tien jaar geleden was het nog 25 procent. Het aandeel vrouwen is dus vergroot, en ze hebben evenveel kansen, en ze nemen die ook. Onze team leads zijn al vaak vrouwen. Waar het nog niet goed genoeg zit, is aan ingenieurskant. Meer dan de helft van onze mensen zijn ingenieurs of hebben een technische opleiding, en slechts 12 procent daarvan is vrouwelijk. Dat is niet omdat we niet willen, maar omdat de vijver te klein is.

U bent nu dertig jaar bezig. Doet u het nog graag?

FRANCOISE CHOMBAR: Iedere dag opnieuw, en iedere dag meer. Ik heb er nog altijd plezier in. Er staat nog veel op ons programma, we hebben nog veel te bereiken, nog veel dingen die we willen verbeteren, dus ik ga me nog niet vlug vervelen.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content